In deze aflevering (380) van Heden & Verleden leest u het verhaal over Tinus van der Burg (78), de Berkelaar die het boerenleven vaarwel zegt.

Wie wil reageren of ideeën heeft voor Heden & Verleden kan contact opnemen met de redactie: tel. 010 - 5118892 (keuze 2) of redactie@de-heraut.nl.Winkelen in het oude Bergschenhoek (deel 6)

Tinus van der Burg zegt zijn dieren vaarwel

Berkel en Rodenrijs - Zand; dat is wat er momenteel rest van het land van boer Tinus van der Burg. De Berkelaar is hiermee een van de laatste boeren van wie we het vee in het weiland konden zien grazen. Het waren jaren dat de koeien, schapen, geiten en ook paarden alle aandacht kregen van Tinus. Maar inmiddels de leeftijd van 78 jaar bereikt vond hij het welletjes en zullen er woningen op zijn land verrijzen. Achter de Noordeindsevaart ter hoogte van de Wilgenlaan.

Aan tafel in zijn boerenwoning – waarin hij blijft wonen tussen de nieuwbouw – kijkt hij samen met zijn zonen terug op een druk, maar ook roerig leven. Een leven dat begon aan de Noordersingel in het gezin van A.M.C. (Arend) van der Burg die trouwde met Sien Langelaan van de Rodenrijseweg. Haar vader Bas had daar een boerderij, dus het boerenleven was haar niet vreemd. Het paar kreeg negen kinderen waarvan Tinus de middelste is. Drie meisjes (waarvan één koos voor het klooster) en zes jongens. Op de boerderij moest Tinus al op jonge leeftijd de handen uit de mouwen steken. Voor en na schooltijd met de hand melken van de koeien.
“Mijn vader kwam een keer met paard en wagen het schoolplein van de Jozefschool oprijden om vervolgens op zijn grote klompen de klas in te wandelen met de mededeling voor de meester ‘waag het niet hem na te laten blijven; er moet gemolken worden!’.” Na de lagere school volgde de Landbouwschool in Delft.
“Op m’n 15de ging ik aan de slag bij Gerrit van Leeuwen, een boer in ’t Rodenrijs. Die had ook paarden en daar mocht ik af en toe op rijden. Dat eerste jaar bleef ik er dag en nacht, maar toen ik 16 werd en een brommer kon aanschaffen ging ik weer thuis slapen. Een jaar later stopte ik in Rodenrijs en kon ik thuis aan het werk met melken waar ik wekelijks tien gulden mee verdiende. Overdag ging ik bij meelboer Treurniet – als de laatste paardenkoetsier in het dorp – meel rondbrengen. Dagelijks sjouwde ik wel 10 ton weg en dat leverde me 70 gulden per week op.”
Pa van der Burg bezat ook land aan de Noordeindseweg, bereikbaar vanaf de Noordersingel via een doodlopend pad. Van lieverlee ging Tinus niet alleen thuis, maar ook hier op dit land de koeien melken. Zo ook bij andere boeren in de buurt.

Woonhuis

Toen hij verkering kreeg en wilde trouwen werden er plannen gemaakt voor de bouw van een huis op het perceel. Tot die tijd mocht hij gebruik maken van een stacaravan van Klaas Olieman. Zijn woning werd in 1979 gebouwd en hij woont daar nu nog. Zijn koeien stonden in de winter op stal aan de Noordersingel en gingen in de lente het land in langs de Noordeindseweg. Daar stonden ze dag en nacht en ze werden er ook gemolken. “Ik had een Lelijke Eend met een speciaal karretje erachter waarmee ik de kannen melk naar de koelcel bij mijn vader bracht. In die tijd maaide pa het gras nog met hand en paard! Hij was daarmee een van de laatste boeren die al dat werk nog handmatig verrichtte.” Naast zijn koeien, grotendeels eigen opfok, kwamen er ook schapen, een paar geiten en niet te vergeten paarden bij op de boerderij van Tinus.

Paard in het café

Al op jonge leeftijd was Tinus dol op paarden. Hij werd lid van de Oldebarneveltruiters die op Het Hoge Land een terrein hadden tot er een sportcomplex kwam. Tinus deed mee aan wedstrijden en concoursen; zowel op het clubterrein als landelijk.
Tinus bleef ook later actief met zijn paarden. “Ik reed rond met een koets en deed mee met het jaarlijkse ringsteken tijdens Koninginnedagfeesten. Ook met een bijzondere gelegenheid kon men mij bellen voor een ritje door het dorp.” Het kon echter ook wel eens spannend zijn. “De bevalling van een veulen wilde niet vlotten en het paard ging daarom met een ‘spoedtransport’ naar de dierenarts in het ziekenhuis te Bodegraven. Een motoragent die ons passeerde bood aan ons te begeleiden. Vlak voor we er waren wilden we hem bedanken, maar hij reageerde met ‘Nee, ik wil erbij blijven; ik wil zien of moeder en kind het redden’. Dat lukte gelukkig met een keizersnee.”
Tinus kwam regelmatig in Café ’t Noorden aan de Noordeindseweg en vertelde veel over zijn paarden. ‘Breng je paard eens mee, dan kunnen we hem zien’ werd vaak geopperd. En wat niemand geloofde, gebeurde. “Ik kwam met mijn paard binnen, ging aan de bar zitten en bestelde een biertje. Ik was toen ergens in de twintig en niet bang voor een uitdaging!”

Geen opvolgers

Tinus boerde goed, maar keek ook naar de toekomst. Geen van zijn drie kinderen wilde in de voetsporen van hun vader treden. “Een jaar of twintig geleden besloot ik het boerenbedrijf langzaam af te gaan bouwen. Maar helemaal zonder dieren zag ik toch niet zo zitten. Daarom kwamen er op het land hobbypaarden. Die konden hier heerlijk rondstappen en grazen. De eigenaren kwamen ze zelf verzorgen en gingen er mee rijden of wandelen in de buurt. Zo kreeg ik veel vertier en aanspraak op en rond het erf.”
Alle dieren hebben inmiddels afscheid genomen van de boerderij en zijn bewoner. “Alles is nu in rustiger vaarwater gekomen. Om de dag ga ik naar mijn schimmel die vlakbij onderdak heeft gevonden, een keer in de week ga ik sporten en regelmatig ga ik een bakkie drinken bij mijn schoondochter die hier vlakbij woont. Gelukkig kan ik hier blijven wonen met wat ruimte rond het erf. De komende tijd zal er volop gebouwd worden en dan verandert de omgeving flink. Maar dat zal vast wel wennen.”

Dit verhaal is gepubliceerd in Het Lint editie 2023-4, het verenigingsblad van de Historische Vereniging Berkel en Rodenrijs.