In deze aflevering (245) van Heden & Verleden vertelt Leo Bolleboom zijn herinneringen aan het laatste jaar van de Tweede Wereldoorlog. Het is de laatste aflevering van een serie verhalen over de Tweede Wereldoorlog.

Wie wil reageren of ideeën heeft voor Heden & Verleden kan contact opnemen met de redactie: tel. 010 - 5118892 (keuze 2) of redactie@de-heraut.nl.

Door Leo Bolleboom

Herinneringen aan het laatste oorlogsjaar

"Mijn eerste indrukken van bewustzijn die ik als kleuter opdeed en zijn blijven ‘plakken’ in mijn geheugen hebben allemaal betrekking op het laatste jaar van de Tweede Wereldoorlog en de nadagen daarvan. Over een verhaal eerder, na de oorlog door familieleden verteld dat ik altijd op de uitkijk stond en alarm had geslagen als er Duitse soldaten in de buurt waren op zoek naar onderduikers, weet ik mij dan ook niets meer te herinneren. Het zijn ook maar enkele herinneringen, waarvan de werkelijke impact van wat er allemaal om mij heen gebeurde toen nog niet goed tot mij doordrong. Zoals de momenten dat ik door mijn vader in de nacht uit mijn ledikant voor de kolenkachel werd opgetild om op zijn arm door een van de twee vensterramen van de huiskamer te turen. Om te zien dat er weer eens een V-1 of V-2 (Vergeltungwaffe) vanuit de kuststreek gelanceerd werd. Vooral het gebrom en de lange vuurstraal achter de raket in de donkere nacht maakte op mij een indruk die ervoor zorgde dat ik nog lang wakker bleef. Meer helderder voor de geest staan mij nog de momenten bij, dat ik op een dag tussen buurtgenoten starend naar de lucht stond te kijken. Als er weer eens honderden Amerikaanse bommenwerpers overvlogen met daarachter hun karakteristieke witte condensstrepen in strakke lijnen tegen de blauwe lucht afgetekend. Op weg naar Duitsland om daar ergens een stad of fabriekscomplex voor de oorlogsindustrie te gaan bombarderen. “Zo, die nazie’s en rotmoffen krijgen weer een koekje van eigen deeg”, werd er dan met veel gejuich en hoongelach geroepen. En mijn moeder maar bidden dat de fabriek waar haar oudste zoon, en mijn broer Frans, zijn dwangarbeid moest verrichten, gespaard zou mogen blijven.
Wat ik toen nog niet kon weten, maar pas na de oorlog zou horen, zouden niet alle bommenwerpers na een bombardementsvlucht heelhuids hun thuisbasis in Engeland bereiken. Zo crashte er in de middag van 9 april 1944 een B-17 Vliegend Fort bommenwerper op een paar honderd meter afstand van ons woonhuis na eerst in brand te zijn geschoten door Duits afweergeschut dat bij Delft stond opgesteld. Met de hand werden de resten van de viermotorige kolos de volgende dagen op een boerenwagen geladen en uit het land gehaald. Ik weet nog dat ik aan de hand van mijn zus Ploon op een dag mee mocht om de op een hoop gegooide wrakstukken te gaan bekijken in de berm aan het einde van de Noordeindseweg. Samen met andere buurtgenoten bekeek ook ik de schroothoop van het ongeluksvliegtuig zonder ook maar enig benul van zijn geschiedenis. Daarom is het voor mij des te meer bijzonder dat ik in 2000 als onderdeel van mijn hobby, het opsporen van piloten en vliegers die tijdens de Tweede Wereldoorlog neerkwamen in mijn leefomgeving, nog eens de hand te kunnen drukken van een van de overlevende van die crash: de rechter zijschutter Eddy Sommer.

Capitulatie

In de dagen voor en na de capitulatie van Duitsland trokken er zich al Duitse soldaten terug over de Noordeindseweg richting het noorden. Samen met mijn jongste zus Tonia, en ieder achter een vensterraam van de huiskamer, zagen wij ze voorbijtrekken. Lopend in groepjes, sommige per fiets of zittend op de bok van hun huifkar. Met daarvoor sjokkende en vermoeid ogende voorovergebogen paarden. Op weg naar een verzamelplaats ergens in Zoetermeer om zich daar te laten ontwapenen. Wij zwaaiden naar hen en blij als ze waren dat ook voor hen ‘de Krieg’ voorbij was zwaaiden ze terug. Na een zinloze oorlog, waarin miljoenen mensen om het leven waren gekomen, konden ook zij eindelijk terugkeren naar huis en Heimat. De schamele restanten van een leger dat eens, bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, het sterkste van Europa was geweest.

De Amerikanen

Een paar weken na de capitulatie, en met de zomer in aantocht, zag ik er voor het eerst een paar van dichtbij. Nog jonge soldaten die mede verantwoordelijk waren geweest voor de Duitse nederlaag. Amerikanen, ‘onze’ bevrijders. Vier blanke soldaten waren het. Imposante gestalte in mijn herinnering van toen. Waarschijnlijk op patrouille stonden ze op een middag plotseling met hun jeep op het erf van onze buurman, de melkboer Hein Kennepohl. Het duurde dan ook niet lang dat de jeep met de stoere G.I.’s was omsingeld door nieuwsgierige kinderen en buurtgenoten. Ondanks dat niemand de Engelse taal machtig was, was het ijs snel gebroken. Vooral nadat de soldaten begonnen waren met het uitdelen van sigaretten voor volwassenen en chocoladerepen en M.G. kauwgom voor de kinderen ontstonden er drukke gesprekken over en weer in gebarentaal. Soms, bij het snoepen van een chocoladereep, verbeeld ik mij nog wel eens de smaak te proeven van het harde pure chocoladeblok dat ik toen van hen kreeg. Voordat ze weer vertrokken naar elders werden er eerst nog foto’s gemaakt als herinnering voor hen bij terugkeer in Amerika. Samen met jongens en meisjes uit de buurt werd ook ik door een van de soldaten op de motorkap van hun jeep getild waarna zij hun fotorolletjes vol schoten om daarna voor altijd uit het zicht te verdwijnen. De aanwezigheid van deze vier Amerikanen op het erf van Hein Kennepohl zou ook de enige blijven aan bevrijders die ik net na de oorlog gezien en meebeleefd heb.

Na de oorlog

Na de bevrijding ging iedereen die daartoe lichamelijk en geestelijk in staat was al weer snel aan het werk. De wederopbouw van het verwoeste Nederland was voor iedereen dan ook een eerste prioriteit. Met hulp van het Marchalplan, vernoemd naar een Amerikaanse Generaal, kwam het land er langzaam weer bovenop. Dat nam niet weg dat, terwijl ik opgroeide, conversaties over de voorbije jaren bij ons thuis door gezinsleden nog tot jaren daarna zouden doorgaan. Aan tafel, bij verjaardagen of ander bezoek aan huis, ging de gesprekstof veelal over de beleving van wat ieder had meegemaakt of was overkomen in die donkere jaren. Er werd ook altijd gesproken in tijdsbestekken zoals, voor de oorlog (de crisisjaren), tijdens de oorlog en over na de oorlog. De verhalen over gebeurtenissen die dan tussen familie en bezoek aan huis los kwamen werden soms zo uitvergroot dat ieder realiteitszin uit het oog werd verloren. De nuance was op die momenten wel ver te zoeken. Behalve dan door mij. Met gespitste oren en ondertussen mijn fantasie de vrije loop latende luisterde ik tijdens zo’n conversatie naar ‘hun’ belevenissen en ‘hun’ avonturen tijdens de roerige oorlogsjaren en zoog ze op als een spons. Dat ik deze momenten vol spanning niet bewust had meegemaakt wil niet zeggen dat ik er een misplaatst gevoel aan heb overgehouden dat ik er fysiek niet bij ben geweest. Daarvoor is de Vrede mij te lief en verspilling van levensbehoefte is mij tot op de dag van vandaag ook vreemd."