Worden er genoeg sociale huurwoningen bijgebouwd?

Lansingerland – Er zijn lange wachtlijsten voor sociale huurwoningen. Er moeten meer van dat soort woningen gebouwd worden. Scheefwoners kunnen onvoldoende doorstromen naar middeldure woningen. Daarvan zijn er te weinig, dus moeten die ook gebouwd worden. Dure woningen trekken kopers uit de grote steden aan. Voor wie moet er nu gebouwd worden? Eigen inwoners eerst? De politiek komt er maar niet uit.

Freek J. Zijlstra

Volgens recente cijfers behoort ongeveer 28% van de inwoners tot de lage inkomens. Die bewoners zouden logischerwijs gebruik moeten kunnen maken van het sociale woningenbestand in onze drie dorpskernen. Toch is voor hen op dit moment minder dan 19% van het totale woningenbestand beschikbaar in de categorie sociale huurwoningen, in aantal zijn dat er 4.363. Als het inwoneraantal in Lansingerland groeit van ruim 60.000 naar 75.000 in 2030, zal er de komende jaren een forse inhaalslag gepleegd moeten worden.
Dat zal verwezenlijkt moeten worden in de daarvoor aangewezen inbrei-locaties en gebieden zoals Wilderszijde.
De fracties van PvdA en GroenLinks hebben de problematiek van de sociale woningenvoorraad weer op de politieke agenda gezet. In aanloop naar de afgelopen verkiezingen in maart waren alle fracties het nog met elkaar eens dat er minimaal 20% sociale huurwoningen gebouwd moeten worden en dat een extra inspanning noodzakelijk is om de ontstane achterstand in te lopen. Het verweer daarbij is dat de economische crisis het toen noodzakelijk maakte woningen in duurdere sectoren te bouwen. In die periode is slechts 10% sociale huurwoningen gehaald.

Wat zijn de streefcijfers?

In hun bespreekstuk geven Petra Verhoef (PvdA) en Ivana Citterbartová (GroenLinks) aan dat 20% te laag is, met een voorgenomen aantal van 750-1.000 sociale huurwoningen. Volgens recente onderzoeksrapporten zou met een toename van 2.800 sociale huurwoningen een gewenst evenwicht bereikt worden. Regionaal gezien heeft Lansingerland nog altijd het laagste aandeel in de hoeveelheid sociale huurwoningen.
De fracties willen van het college van b. en w. en de andere partijen horen wat in hun ogen het streefpercentage sociale woonvoorraad zou moeten zijn, welk aantal te bouwen sociale huurwoningen gewenst is, en of het aanbod in prijsklassen vergroot moet worden om doorstroming mogelijk te maken.
Het college heeft op de vragen vooraf schriftelijk geantwoord. De 20% norm geldt voor nieuwe woningbouwplannen waarop nog gestuurd kan worden. Bij nieuwe inbrei-locaties en herontwikkeling kan wat het college betreft van de 20% norm afgeweken worden om tot een goede mix van huur- en koopwoningen te komen. Het college richt zich liever op werkelijke aantallen die nodig zijn dan op percentages en wil doorstroming stimuleren. Met denkt dan met de bouw van 750-1.000 huurwoningen te kunnen volstaan. Daarbij is het noodzakelijk woningen aan te kunnen bieden in verschillende prijsklassen.

Geen eenduidig oordeel

Voor Ronald van der Stadt (D66) blijft het onduidelijk hoe het college de 20% norm wil bereiken bij genoemde aantallen. Een sluitend plan ontbreekt volgens hem.
Eric Kampinga (VVD) definieert nog eens om welke doelgroep het in zijn ogen gaat: huren onder de € 711, een WOZ-waarde van max. 140.000 of een jaarinkomen van max. € 37.000.
“Wij bouwen voor de behoefte van Lansingerland”, aldus Kampinga. “Als wij pakweg 3.000 woningen voor de sociale woonvoorraad bouwen, gaat dat ten koste van 3.000 woningen in de prijsklasse waarvoor we zouden moeten bouwen!”
Hans van der Stelt (CDA) volstaat met de mededeling dat zijn partij zich achter het collegestandpunt stelt.
Jan Alsemgeest (WIJ Lansingerland) herkent teksten en standpunten uit het coalitieakkoord. Dat schuurt volgens hem, omdat op die manier de 20% nooit gehaald zal worden. Jurjen Dieleman (ChristenUnie) reageert daarop dat we van die ‘heilige graal’ af moeten. Het gaat hem om een goede mix van woningen en inwoners in een wijk. “Soms ligt dat percentage hoger, soms ligt het lager.”
Henk Meester (Leefbaar 3B) vindt dat het aanbod woningen zo moet zijn dat jongeren mogelijkheden hebben hier te (blijven) wonen. De omvang van benodigde sociale huurwoningen is nu niet op peil, dus is een extra inspanning nodig. Bij nieuwbouw moet dat minimaal 20% zijn; bij bestaande wijken (inbrei-locaties) moet dat hoger zijn. “Welk profiel van een gemeente willen we zijn?” vraagt hij zich af. “Van middengroepen?”

Het rekenmodel

Volgens wethouder Kathy Arends heeft het college een duidelijke koers aangegeven. Belangrijke veroorzaker van wachtlijsten is de scheefgroei. Mensen met (te) hoge inkomens blijven in sociale huurwoningen, maar zouden moeten doorstromen naar huizen met middelhoge huren of ze kunnen kleinschaliger gaan wonen. Doorstroommakelaars proberen dat soort scheefgroei recht te trekken. Het behalen van 20% is in nieuwbouw gemakkelijker te realiseren dan bij inbrei-locaties. “In de wijk Wilderszijde moet 20% van 2.400 te bouwen woningen (= 480) te halen zijn.”
De wethouder stoeide zelf met het rekenvoorbeeld: Er zijn nu 23.500 woningen in Lansingerland. Er zijn in 2030 naar schatting 30.000 woningen nodig. Dan is 20% daarvan 6.000 sociale huurwoningen. Dan zouden er tot die tijd nog ruim 1.600 woningen in de sociale sector bijgebouwd moeten worden. Dat worden er echter niet meer dan 1.000. “Dan wordt de vereiste 20% in 2030 dus nooit gehaald,” zegt Jan Jumelet (WIJ Lansingerland). “Dat kan alleen als inbrei-locaties helemaal met sociale huurwoningen worden gevuld.” En dat wil de wethouder dan weer niet; ze wil ‘evenwichtige wijken’ met een mix aan woningen en doelgroepen.