Koud


Wat heeft u nu aan terwijl u dit leest? Ik typ dit nu terwijl ik een warme deken om mijn benen geslagen heb. De kachel staat weliswaar aan, maar op een lage stand, ergens tussen de 17 en de 18 graden. Niet voldoende om het boven in mijn studeerkamer behaaglijk te maken. Ik voel mij ineens terug in de jaren van mijn jeugd. In mijn ouderlijk huis waren er twee gaskachels. Eén stond natuurlijk beneden en één helemaal boven, op de tweede etage, waar mijn oudere broer sliep. Daartussen was niets. Dus maakte ik mijn huiswerk aan het bureau in mijn slaapkamer, die vermoedelijk maximaal 13 graden was. Zo nu en dan deed ik de lamp aan om mijn handen te warmen. Die herinneringen komen bij mij en mensen van mijn generatie weer terug. En werkelijk waar, nu zit ik weer in een kamer van maximaal 13 graden deze column te schrijven. Terug bij af.
Het is een nationale sport geworden om minder te stoken, en dat is natuurlijk erg goed. We moeten van de fossiele brandstoffen af. Ik zie mensen om mij heen ineens verschijnen in dikke truien. Ik hoor van vrienden dat ze speciale gewatteerde broeken hebben om de kou tegen te gaan. Iemand in mijn familie heeft binnenshuis altijd zo’n dekenjurk om. De tijd van leuke dunne bloesjes in de winter is voorbij. Het is een beetje zoals met de kapsels in de coronatijd: iedereen zag er verschrikkelijk uit, dus dan is het niet belangrijk meer. Dan wordt het eigenlijk wel grappig. Ook nu zien mensen er heel bijzonder uit, uitgedost in wollen truien en sjaals, met dikke sokken. Deze crises, corona en de oorlog in Oekraïne, leveren naast veel ellende ook een vorm van saamhorigheid op. We staan er samen voor. We doen het samen. De kou verbindt ons.
Maar heimelijk verlang ik ook terug naar al die heerlijk warme jaren. Ik word zo langzaam wat koud en rillerig. Hadden we niet allemaal gedacht dat het altijd zo zou blijven? Betaalbare brandstoffen. Verwarmde huizen. Behaaglijke kantoren en kerken. Maar blijkbaar is dat een periode van luxe geweest in Nederland. We hadden het heel goed, maar beseften het niet.
Zelf heb ik lange tijd in het Midden Oosten geleefd. Mensen vroegen mij, toen ik terugkwam: “Wat vind je het plezierigst in Nederland?” Dan zei ik altijd: "Het fantastische water dat uit de kraan komt. Wat een luxe!” Ik wil u nu niet bang maken, maar misschien is het goed dat we dat water elke dag bewust gaan waarderen. Wie weet hoe lang dat nog zo blijft.

Hedda Klip
Predikant gereformeerde kerk De Ark
Berkel en Rodenrijs en Bergschenhoek