Burgemeester Pieter van de Stadt:

“Raadsleden zijn de spreekbuis van de samenleving”

Lansingerland – Aan het begin van zijn tweede termijn spraken wij op donderdagmorgen 30 september jl. met burgemeester Pieter van de Stadt over polarisatie in de samenleving en hoe burgerparticipatie beter vorm gegeven kan worden.

Freek J. Zijlstra

In haar Abel Herzberglezing sprak burgemeester Femke Halsema uit Amsterdam over ‘horizontale en verticale polarisatie’. Hoe onderlinge meningsverschillen en conflicten in de democratische samenleving ontstaan (horizontaal), bijvoorbeeld omdat de omgeving verandert, tradities verdwijnen en nieuwe groepen in de samenleving het roer overnemen. Mensen komen ook in actie tegen de overheid (verticaal) omdat ze vinden dat hen onrecht wordt aangedaan, er sprake is van nalatigheid of dat de overheid wakker geschud moet worden. Mensen vinden dat de overheid fundamenteel moet veranderen, met name menselijker moet worden, vertrouwen moet geven in plaats van wantrouwen te voeden. Halsema gebruikte het beeld van de publieke ruimte als een tafel, een plek waar mensen aanschuiven, die ontmoetingen mogelijk maakt, die mensen verbindt en ervoor zorgt dat men niet over elkaar struikelt. Zij ziet zichzelf als gastvrouw die de tafel rijkelijk dekt, mensen op hun plek zet, orde aanbrengt en het gesprek aanmoedigt. Maar ook partij kiest voor degenen die weggeduwd worden of zelfs iemand van tafel stuurt.

Hoe kijkt u naar dat betoog?

Burgemeester Pieter van de Stadt: “Ik heb in hoofdlijnen uit de kranten over haar lezing gehoord. Toen ik in mijn vorige gemeente als wethouder begon had ik ideeën waarmee ik aan de slag ging. Maar na twee periodes heb ik aangegeven dat het wel klaar was omdat er ook geen nieuwe ideeën meer waren. Dan zijn er anderen die dat wel weer hebben. Ik wil daarmee niet zeggen dat twee raadsperioden het maximum is – sommigen zijn dan nog hartstikke fris – maar in algemene zin vindt men zelf dat er nog wel een termijn bij kan hoewel het misschien beter is het stokje aan anderen door te geven. De uitdaging is om van buiten naar binnen te blijven kijken. Hoe langer je raadslid bent, kan het valkuil zijn dat je meer van binnen naar buiten gaat kijken. Daar moet je je bewust van zijn.
Mijn advies aan raadsleden is dat ze het werk van ambtenaren niet over moeten willen doen door alle stukken grondig te lezen en soms te willen herschrijven, maar dat ze volksvertegenwoordiger moeten zijn en vertellen wat ze vinden van dingen die ze in de samenleving aantreffen. Ga in gesprek met de inwoners! Het gaat er niet om wat jij bijvoorbeeld van de kleur van de bakstenen van het nieuwe schoolgebouw vindt, maar wat de omwonenden ervan vinden en dát er een school komt! De politiek moet terug de woonwijken in. Politici moeten zich afvragen hoe ze zelf de juiste informatie opvragen. Ben ik de expert die vertelt hoe het allemaal zit of luister ik naar wat de burger te vertellen heeft? Dat is de uitdaging waarvoor het raadslid staat.”

Hoe kijkt u dan naar uw eigen rol als burgemeester in de komende zes jaar?

“In de basis ben ik het eens met wat Halsema zegt. Ook ik maak me grote zorgen over polarisatie in de samenleving onderling en tussen het bestuur en inwoners. Ze zijn beide bedreigend voor onze samenleving. Ik ben misschien nog wel wat radicaler in mijn opvatting als burgemeester. Ik vind dat het uiteindelijk mijn rol is die samenleving bij elkaar te brengen, maar ik ben als burgemeester heel voorzichtig met het bepalen wie er aan tafel zitten. Want dan ga je daar een mening over hebben en mogelijk bepaalde mensen uitsluiten. Kijk maar naar wat er de laatste tijd in Den Haag gebeurt. Je loopt het risico dat wanneer jij bepaalt wie er mee mag doen je vanuit je eigen achtergrond kiest.
Wat ik wil gaan doen is een begin te maken om een netwerk te creëren van mensen die uit hun aard – dus niet om wie ze zijn of om hun rol in de samenleving – te laten vertegenwoordigen. Het kan zijn omdat ze uit een bepaalde groep komen of ergens juist veel verstand van hebben. Het wordt een open netwerk, in theorie kan iedere inwoner van Lansingerland aan dat netwerk deelnemen. Je zult zelf in dat netwerk je gezag moeten verdienen door wie je vertegenwoordigt en hoe je in staat bent de belangen van je groep te verwoorden.”

Is de rol van de burgermeester in het college – en daar gaat het steeds vaker over – faciliterend of regisserend?

“Faciliterend. In theoretische zin de tafel neerzetten, maar de gasten moeten eigenlijk vanzelf aanschuiven omdat ze daar thuis horen, zonder dat ik dat bepaal. Ik ben daar ook in de afgelopen periode heel zuiver in geweest. Ik breng in herinnering toen ik net aangetreden was de discussie over de opvang van asielzoekers. In heel veel steden heeft de burgemeester zich daar toen sterk voor gemaakt. Ik heb op de achtergrond geopereerd omdat ik de verbinding naar iedereen open wil houden, vóór- én tegenstanders. Je hoort mij bijvoorbeeld ook niet heftig reageren over het gebruik van de coronapas. Ik wil in gesprek blijven met mensen die zich zorgen maken en hen die een andere mening hebben. Ik wil mensen bijeen laten komen zonder dat ik teveel bepaal wat het gespreksonderwerp moet zijn en wie de gesprekpartners zijn. Daarom noem ik het een netwerk dat op natuurlijke wijze moet ontstaan. Ik hoop dat het zich zodanig ontwikkelt dat het een gezaghebbende groep mensen wordt die met elkaar discussieert, begrip ontwikkelt voor elkaars ideeën en van daaruit adviezen richting politiek brengt.”

Toch zie ik bijvoorbeeld dat gebiedstafels de deelnemende inwoners niet hebben gebracht wat ze ervan verwachtten.

“Die gebiedstafels waren ook niet open voor iedereen. Inclusie is heel belangrijk! Iedereen mag meedoen. Er zijn groepen die minder gehoord worden, van allerlei aard. In mijn ogen móet iedereen ook meedoen. Je kunt je niet zomaar aan de samenleving onttrekken; je hebt óók een verantwoordelijkheid. Bovendien, twee weten simpelweg meer dan één. Twee meningen hoeven niet tegenover elkaar te staan, maar kunnen complementair aan elkaar zijn. Door overleg, door het samenbrengen van meningen kun je tot een beter resultaat komen. Dat concept mag je ook vertalen naar de gemeenteraad. Daar zitten als het goed is 33 meningen; want ook binnen fracties zijn er verschillen van inzicht. En luister dan vooral ook goed naar elkaar en probeer uit het horen van die 33 meningen het beste resultaat te bereiken ten bate van de samenleving. En als je die gedachtenlijn doortrekt, dan weten 63.000 inwoners meer dan 33. Dus gebruík die samenleving en hun mening om te komen tot het beste resultaat! Ga naar die burger toe, en hou je eigen standpunt even voor je.”

Dat vinden de meeste politici moeilijk, vooral als er een soort fractiediscipline is.

“Ik zal daarom de raad ook richting de volgende verkiezingen hierover een advies uitbrengen. Hoe ik als burgemeester kijk naar hoe we dit beter met elkaar kunnen regelen. Want niet alles kan in burgerparticipatie worden besproken. Een voorbeeld: Op een bepaald moment moet de riolering in een wijk vernieuwd worden. Je kunt dan niet de keuze voorleggen of het wel of niet uitgevoerd moet worden. Want niemand wil een lekkende riolering. Die open vraag kan nooit uitgezet worden. Ook niet de vraag of de wijk toegankelijk blijft of niet. De wijk moet (voor hulpdiensten) toegankelijk blijven. Je kunt wél met elkaar discussiëren over de mate en wijze van toegankelijkheid en overleggen hoe je dat met elkaar gaat doen. Met andere woorden, niet alles leent zich voor inspraak of burgerparticipatie.
Het komt erop neer dat de politiek zich open moet stellen om de zaken waarover wél een keuze gemaakt kan worden te willen bespreken met de samenleving. In de praktijk bepaalt de politiek éérst een standpunt – conform het verkiezingsprogramma en legt het dan vast in een coalitieakkoord – en daarmee is het een uitgangspunt naar de burger geworden, dat niet meer bespreekbaar is. Mijn oproep aan de politiek is daarmee véél voorzichtiger te zijn en helder te maken wat wél en níet bespreekbaar is in het kader van burgerparticipatie.”

Kunt u het concreter maken?

“Bijvoorbeeld: we bouwen niet hoger dan vijf woonlagen. Dat is een prima kader, waar je vervolgens van alles van kunt vinden. En dan moet je oppassen met het door elkaar halen van je eigen mening en die van de inwoners. Of een ander voorbeeld: vinden we dat er voldoende groen is of kan er nog meer bebouwd worden? Technisch kun je alles volbouwen, maar willen we dat met elkaar? En wat betekent dat voor de samenleving? En de verdere gedetailleerde invulling moeten we écht aan de experts, zoals de architecten, overlaten.
Laten we in de komende raadsperiode daarom met elkaar regelen hoe we burgerparticipatie beter vorm gaan geven en wat belangrijk is.
Burgerparticipatie begint bij de politiek en dat is de gemeenteraad. Het college van b. en w. bestuurt primair. Daar liggen de bevoegdheden over dingen conform wet- en regelgeving die gewoon moeten gebeuren.
Als ik het samengevat naar de gemeenteraad vertaal: hou je mening open, luister naar je collega’s en kijk wat die toevoegen aan je mening en of je daarmee tot overeenstemming en een meerderheid kunt komen. Dat vraagt om een open houding.
En naar de samenleving toe: hou je mening open. Kijk of je op kunt halen wat mensen willen. Er zullen dan nog altijd mensen blijven die het niet eens zijn met een besluit, maar je komt met elkaar wel tot een beter afgewogen besluit.”

Tot slot, hoe komen er meer levensloopbestendige woningen voor ouderen en meer starterswoningen zodat minder jongeren wegtrekken uit Lansingerland?

“De meeste problemen concentreren zich rondom het woondossier. We hebben veel voor gezinnen gebouwd. De praktijk wijst uit dat in appartementencomplexen eenzaamheid onder ouderen veel makkelijker aangepakt kan worden dan in een woonwijk met straten en tuinen. Veel oudere inwoners hebben de sociale wens om naar een appartement te verhuizen. Onze gemeente moet daarin nog een forse slag maken. Ook voor de huisvesting van jongeren geldt dat (kleinere) appartementen hard nodig zijn. Als je kijkt naar de behoeften in de samenleving ligt er een enorme woonbouwopgave. En er zijn écht nog plekken in Lansingerland waar dat verantwoord en goed te realiseren is. Daarmee houden we de samenleving vitaal, want we hebben die jongeren in de toekomst hard nodig om de voorzieningen overeind te houden. Als jongeren wegvallen, verdwijnen vrijwilligers van de sportclub, uit de kerk (zoals een predikant een paar jaar geleden alarmerend zei) en in de zorg. En die jongeren zijn ook weer klanten van winkels, gebruikers van horeca en leden van verenigingen die helpen alles overeind te houden.”